Krabben op kamp

Het is weer zover: we zijn op ons jaarlijkse familiekamp. Deze keer met meer dan 100 mensen uit minimaal 15 verschillende culturen. Het is me een waar genoegen. Maar wel slopend. Komende nacht wil ik wel wat langer slapen en ik neem me daarom voor wat strenger op de afgesproken kampbedtijden te zijn.

Na het avondprogramma en nadat ik, denk ik tenminste, in ieder geval de jonge tieners succesvol naar bed heb gestuurd, loop ik nog een rondje.

Ik loop langs het kampvuur waar de oudere tieners een broodje aan de stok roosteren en een Syrische vrouw met veel plezier Arabisch dansliedjes zingt terwijl ze de anderen rond het vuur opstaart om mee te doen.

Even verderop, om de hoek, zie ik bij het schijnsel van een kaars een groepje Koerden zitten. Om de beurt lurken ze aan de waterpijp. Kom erbij, wenken ze. Even schuif ik aan en knabbel wat zonnebloempitjes mee. Dan loop ik naar de keuken om die af te sluiten.

Dat is echter buiten de waard gerekend. In de grote keuken tref ik mijn twintig eerder succesvol naar bed gestuurde Aziatische tieners aan, vergezeld van heel wat andere kampgangers die kennelijk nog honger hadden. In een hoekje worden noedels klaargemaakt, zie ik, op een andere pit de zelf gevangen krabben gekookt en iets daarnaast wordt driftig gefrituurd. Ook krab. Een Iraanse vrouw heeft ondertussen een krab-met-ui-omeletje in de koekenpan sissen. Wil je ook een hapje?

De stemming zit er goed in. Ze lachen en kletsen en zingen en zuigen krabbenpootjes uit. M’n eigen dochter staat er ook tussen. ‘Hey mam, ik heb hier geloof ik de verkeerde haarkleur’ grinnikt ze me toe. Ze heeft een punt. Tussen al het zwarte haar vallen haar blonde haren wel op.

Genoeglijk kijk ik in het rond. Het is een van de redenen dat ik deze kampen zo leuk vind. Ja, we doen ook bijbelstudie en serieuze programmaonderdelen en natuurlijk zal ik straks mijn stem verheffen en ze allemaal alsnog hun bedden in bonjouren. Maar voor nu geniet ik ervan. Hier horen ze er even helemaal bij, zijn ze niet anders maar voluit geaccepteerd. De Chinese, Eritrese, Ghanese, Syrische en Myanmarese tieners. Op school is dat soms heel anders.

Als ik de keuken uiteindelijk leeg geveegd heb, stuit ik in de halfdonkere grote zaal nog op een laatste groepje. Het zijn de Eritrese vrouwen die op een kluitje tegen elkaar aan zitten onder hun dekentjes. Ze fluisteren zachtjes en eentje zit gehurkt op de grond achter een vuurtje wat groene koffiebonen te roosteren. Hier klinkt de dag uit. Als in een dorp. De beslommeringen en hectiek achter de rug. Bij elkaar zitten. Wat praten. Samen stil zijn. Langzaam de nacht in glijden.

Ik houd van de avonden op kamp.

Verder lezen